Tweetalig primair onderwijs leidt tot betere vaardigheden en meer zelfvertrouwen

De pilot tweetalig primair onderwijs (tpo) is afgerond na negen jaar. Leerlingen hebben niet alleen betere Engelse taalvaardigheden opgedaan, maar lezen en rekenen ook beter in het Nederlands. De vraag is nu hoe verder met deze onderwijsvorm?
Geschreven door Nuffic
twee leerlingen praten met elkaar op het schoolplein

Les in het Engels op de basisschool? Gaat dat niet ten koste van de Nederlandse taal en andere vaardigheden zoals rekenen? Toen de pilot tweetalig primair onderwijs (tpo) in 2014 van start ging was er veel scepsis. Nu blijkt dat de tpo-leerlingen zelfs betere scores halen op de andere basisvaardigheden dan de leerlingen in de controlescholen. Op de slotbijeenkomst op 7 juni van de pilot overheerste dan ook vooral trots onder de zeventien deelnemende scholen. ‘Het levert leerlingen meer zelfvertrouwen op.’

Meerdere scholen zagen een groeiende behoefte aan onderwijs in een andere taal. Het initiatief voor tpo kwam vanuit het Bestuur openbaar onderwijs Rotterdam en de Haagse School Vereniging (HSV).

Daarom startte het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in 2014 de pilot tpo om hen de kans te bieden daarop in te spelen. Bij tpo krijgen de leerlingen vanaf groep 1 tussen de 30 en 50 procent van de onderwijstijd les in het Engels. Daarbij is wel het Nederlands curriculum leidend. Ook is er veel aandacht voor internationaliseringsactiviteiten. Met elkaar vormden de deelnemende scholen een leernetwerk. Daarbij werden ze ondersteund door Nuffic, EarlyBird en SLO.

Flankerend onderzoek

Tijdens de pilot liep een langlopend onderzoek, het FoTo project (Flankerend onderzoek Tweetalig primair onderwijs), waarbij onderzoekers van de universiteiten Maastricht, Nijmegen, Utrecht, KBA Nijmegen en het Expertisecentrum Nederlands de pilotscholen op de voet volgden. De onderzoekers keken hoe de scholen het tweetalig primair onderwijs vormgaven, en wat het effect daarvan was op de Engelse en Nederlandse taalvaardigheid van de leerlingen.

Hiervoor zijn vier metingen verricht: bij groep 1 in 2015, groep 3 in 2017, groep 5 in 2019 en groep 8 in 2022. Aan elke meting deden tien tot twaalf scholen en ruim 900 leerlingen mee. De data van de twaalf onderzochte tpo-scholen werden vergeleken met vvto-scholen en scholen die alleen het vak Engels aanbieden in groep 7 en 8.

En wat blijkt? Niet alleen de Engelse taalvaardigheid van de tpo-leerlingen ligt beduidend hoger dan die van de leeftijdgenoten op de andere scholen, ook op Nederlandse taalvaardigheid en rekenvaardigheid halen ze betere scores. Dat vindt onderzoeker Evelien Krikhaar een mooi resultaat. Namens het Expertisecentrum Nederlands deed ze mee in het consortium van onderzoekers. “Waar de goegemeente bang voor was is dat tpo, zeker bij hele jonge kinderen, ten koste zou gaan van de Nederlandse woordenschatgroei, en vervolgens ook de ontwikkeling van de leesvaardigheid, een van de basisvaardigheden die de minister zo belangrijk vindt.”

Uit het onderzoek blijkt nu dat veel tijd en aandacht voor Engels in het onderwijs geen negatieve effecten heeft op de ontwikkeling van het Nederlands, gaat Krikhaar verder. “Voor de woordenschat geldt waarschijnlijk ook: Als je in de ene taal, bijvoorbeeld het Engels aandacht hebt voor bepaalde woorden en concepten, dan kan daarmee het begrip en het benoemen van die concepten in de andere taal, bijvoorbeeld het Nederlands, ook gestimuleerd worden.”

leerling op glijbaan bij school met tweetalig onderwijs

Tpo voor alle leerlingen

De resultaten van het onderzoek maken Barbera Everaars, voorzitter van de stuurgroep Tpo extra trots. Het was op haar school in Rotterdam dat tweetalig primair onderwijs voor het eerst vorm kreeg. Al voor de pilot startte Harbour Bilingual met tweetalig onderwijs voor twaalf kinderen, waarvan sommigen nog geen vier jaar oud waren.

Everaars: “Op mijn internationale afdeling kregen we steeds vaker de vraag vanuit Nederlandse ouders om hun kind daar te plaatsen. Maar dat was alleen mogelijk voor expats. Omdat de vraag zo groot was, zijn we gestart. Tegelijk bestond ook in Den Haag de wens van ouders hiervoor. Dat kwam mooi bij elkaar. Karel Philipsen van EarlyBird en ik zijn toen aan de slag gegaan.”

Wat Everaars voor ogen had met tpo was dat het absoluut geen elitair onderwijs mocht worden. “Het moet voor alle kinderen toegankelijk zijn. Voor elk kind is het belangrijk om zich in een tweede taal te ontwikkelen, of dat nu in de opvoeding is of in het onderwijs.”

“In het eerste jaar zagen we vooral ouders die hoogopgeleid en ambitieus waren, maar daarna zag je meer vermenging en een prachtige mix ontstaan van culturen, verschillende landen, hoog- of lager opgeleid, werk of geen werk. We zijn nu zo gegroeid met tpo dat we moeten loten. Komend schooljaar hebben we meer dan vierhonderd leerlingen die meedoen in het tpo.”

Werken vanuit gemeenschappelijke visie

Trots is Everaars verder vooral over hoe hard er is gewerkt vanuit de stuurgroep, maar vooral op de zeventien scholen die meededen aan de pilot. “We hebben echt wel in het begin het gevoel gehad, waar beginnen we aan? We willen niet dat zoiets mislukt want dan zijn de kinderen er de dupe van. Dus je moet directeuren en leerkrachten hebben die er achter staan en er extra moeite voor willen doen. Je hebt coördinatoren nodig die veel verantwoordelijkheid op zich durven nemen, en natuurlijk ouders die ervoor kiezen.”

Het belangrijkste is dat je met elkaar werkt vanuit een gemeenschappelijke visie, gaat ze verder. “Zo hebben we echt onze school kunnen opbouwen.”

Zo ging dat ook bij de Groningse Schoolvereniging, een van de pilotscholen, vertelt Pip Broad. “De ouders stonden 100 procent achter de pilot. Daarom kiezen ze ook voor onze school.” Het heeft de leerlingen echt iets extra’s gebracht, stelt Broad. “Als je door de school loopt, dan hoor je, voel je, zie je Engels. Alle kinderen praten gewoon Engels met ons. Het geeft ze heel veel zelfvertrouwen.”

Daar sluit Hedi Kwakkel van Jenaplanschool De Lanteerne in Nijmegen, ook pilotschool, zich bij aan. “Ze dragen voor altijd iets bijzonders bij zich: een extra soort zelfvertrouwen. Meertaligheid gaat niet ten koste van het Nederlands. We moeten andere ouders daarin misschien ook opvoeden.”

De Lanteerne is een voorloper. Al in 2012 startte de school met Engelstalig onderwijs met een groep met 25 kleuters. Twee enthousiaste LIO-stagiaires leidden die groep. Een daarvan was Kwakkel. “De opdracht was toen: probeer het maar. We zijn begonnen met een dagdeel in het Engels. Dat ging zo goed dat we toen tweeëneenhalve dag in het Engels zijn gaan draaien. De kleuters pikten alles op.”

Een uitdaging die Broad nog wel ziet is de overstap van tpo naar het vo. “Dan beginnen ze ineens in een klas weer met ‘my name is..’. Kwakkel: “De brugklasdocenten zijn niet voorbereid op de komst van tpo-leerlingen. Daarvoor is het aantal tpo-scholen nog te klein.”

Op De Lanteerne zijn nu al drie lichtingen vertrokken richting voortgezet onderwijs. Kwakkel heeft de leerlingen gevolgd, in overleg met de middelbare scholen. “Wat je terug hoort is dat hun spreken en vocabulaire van heel hoog niveau is. Ze begrijpen alles.

Toekomst van tpo?

Het succes van de tpo-pilot ontging ook toenmalig minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, Dennis Wiersma, niet. Hij was op de slotbijeenkomst aanwezig in de vorm van een videoboodschap. Hij gaf de aanwezigen mee hoe belangrijk het is om les te krijgen in een andere taal, en hoeveel leerlingen er veel van opsteken. Hij bedankte de aanwezigen voor hun harde werk de afgelopen jaren. “Jullie hebben honderden leerlingen verder gebracht door ze ook juist vaker in die twee talen onderwijs te geven.”

Krikhaar verwacht niet dat tpo zich massaal als een soort olievlek door het Nederlandse primair onderwijs zal gaan uitbreiden. “Het is vooral fijn dat scholen de keuze hebben om voor tpo te gaan. Uit de pilot is gebleken dat wanneer je ervoor kiest, je er wel met z'n allen achter moet staan, en dat je je dan moet professionaliseren. Dankzij de pilot weet je als school dus als je dit zou kiezen wat een goede implementatie is, want dat is nu in die acht jaar goed uitgezocht. Ook weet je iets over wat het kan opleveren aan Engelse taalvaardigheden, en ook hoe de relatie is met Nederlands en andere basisvaardigheden.”

Ook Everaars noemt vooral de vrijheid om voor tpo te kiezen als het belangrijkst. “We hebben nu een standaard bij het ministerie neergelegd. Hierin staat waar tpo-scholen aan moeten voldoen en welke eisen er zijn voor leerkrachten en coördinatoren. Kinderen hebben de behoefte aan goed Nederlands en goede basisvaardigheden. Dat is essentieel. En als je dat kan combineren met op datzelfde niveau krijgen van het Engels zijn de kinderen de spekkopers.”

Toch vindt ze nog steeds dat je als school goed moet nadenken of je het niveau wel kan halen. “Je moet realistisch zijn. Kan ik de leerkrachten vinden om de gestelde doelen te halen? Ik wil voorkomen dat scholen de stap nemen om tpo aan te bieden alleen maar om meer leerlingen te werven, om ouders te trekken. Dat moeten we met elkaar voorkomen. Goede voorlichting is daarvoor nodig.”

Daar is Kwakkel het mee eens. “Je hebt wel een team nodig wat het kan en wil gaan doen. Je hebt skills en de wil nodig. Anders gaat het niet lukken. Het vraagt immers wel meer van je onderwijs. Je moet gewoon een nieuw curriculum gaan bouwen. Je moet creatief zijn en vooruit willen gaan. Heel adaptief willen werken. Er gaan dingen mis, en dan moet je je weer kunnen herpakken en een nieuw plan maken. Ik hoop ook dat er een basis komt om die scholen te helpen om te starten. Je basisprofessionaliteit en je team moet echt op orde zijn.”

Toch ziet Broad er wel de noodzaak van in dat het tpo zich uitbreidt. “De wereld is zo veranderd. Wij hebben een hele grote basisschool, meer dan achthonderd leerlingen. We hebben veel instroomgroepen, waar kinderen niet eens een woord Nederlands spreken. Een doorsnee Nederlandse groep bestaat niet meer bij ons. Daarom moet de Nederlandse manier van lesgeven sowieso veranderen. Ik hoop wel dat tpo doorgaat. Dit onderzoek is in ieder geval een bevestiging dat het werkt.”

Besluit van de minister

Tpo-onderzoek (1,71 MB) toont aan dat verruimd meertalig onderwijs een positief effect heeft op de basisvaardigheden. Leerlingen op tpo-scholen werden niet alleen beter in de vreemde taal, maar groeiden ook sterker in Nederlandse taal- en rekenvaardigheden vergeleken met controlegroepen. Bij de start van de pilot was het voor de Tweede Kamer een belangrijk aandachtspunt dat meertalig onderwijs in elk geval niet ten koste mocht gaan van de Nederlandse taalverwerving. De onderzoeksresultaten tonen aan dat dit niet het geval is.

Naar aanleiding van de positieve resultaten heeft de voormalige minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs besloten om het tweetalig primair onderwijs voort te zetten. Met een wijziging van het Inrichtingsbesluit wet op het primair onderwijs (WPO) wordt mogelijk dat scholen naast het Nederlands een tweede onderwijstaal kunnen hanteren, voor maximaal de helft van de onderwijstijd in plaats van de huidige 15 procent. Scholen hebben hierbij de keus tussen Engels, Frans of Duits.

Nuffic, projectleider tijdens de pilot, ontwikkelde een kwaliteitsstandaard voor tpo. Deze kwaliteitsstandaard wordt voor alle scholen beschikbaar. Na een aantal jaar zal de wijziging van het Inrichtingsbesluit worden geëvalueerd om te beoordelen of het noodzakelijk is om kwaliteitscriteria voor de toepassing van tpo in te voeren.

De huidige pilot tpo stopt per 1 augustus 2023. Vooruitlopend op de wijziging van het Inrichtingsbesluit WPO wordt de pilot voor de 17 deelnemende scholen met een jaar verlengd, om te voorkomen dat scholen die aan de pilot meededen nu tijdelijk moeten stoppen met deze onderwijsvorm. Deze scholen mogen daarom maximaal de helft van hun onderwijs in een vreemde taal blijven geven.

Meer weten?