Landelijke werkgroep zet zich in voor inclusief internationaliseren
Zeven van de tien studenten willen tijdens hun studie een internationale ervaring opdoen, blijkt uit onderzoek van Nuffic. Uiteindelijk gaat slechts een kwart daadwerkelijk naar het buitenland. Een grote groep studenten blijft, om uiteenlopende redenen, thuis.
Dat moet veranderen, vindt ook politiek Den Haag. Minister Robert Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur & Wetenschap) gaf in een recent debat aan dat een internationale ervaring toegankelijk moet zijn voor iedere student. Om dit ideaal te realiseren, is een aantal jaar geleden de Landelijke Werkgroep Inclusief Internationaliseren in het leven geroepen. De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van Universiteiten van Nederland (de voormalige VSNU), LSVB, ISO, MBO Raad, OCW, ECIO, ECHO en Nuffic. Sinds 2021 zit Nuffic de werkgroep voor.
‘Onze focus lag te veel op toptalenten. We gingen uit van die studenten die de weg wel vinden’
Niet iedereen krijgt dezelfde kansen
“In theorie heeft iedereen gelijke kansen, maar de praktijk werkt anders”, vertelt Suzan Kommers, onderzoeker bij Nuffic. “De laatste jaren is het besef gegroeid dat bepaalde groepen systematisch minder kansen krijgen en dat ongelijkheden over generaties blijven bestaan. Je ziet bijvoorbeeld dat studenten die als eerste binnen hun familie gaan studeren, vaak minder financiële mogelijkheden hebben voor een buitenlandervaring en niet altijd het belang inzien van zo’ ervaring. Daardoor is de kans nog kleiner dat ze een internationale ervaring opdoen.”
Die visie wordt gedeeld door Berto Bosscha, senior beleidsmedewerker bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap. “Als overheid was de participatiesamenleving lange tijd ons uitgangspunt. Voor internationale mobiliteit lag de focus op studiebeurzen voor toptalenten. We zijn te veel uitgegaan van studenten die hun weg wel vinden. Maar daarmee sluit je een grote groep uit. Er zijn talloze studenten voor wie een buitenlandervaring nog niet zo makkelijk is.”
"We zijn te veel uitgegaan van studenten die hun weg wel vinden. Maar daarmee sluit je een grote groep uit."
- Berto Bosscha, senior beleidsmedewerker bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap.
Drie thema’s
In de periode sinds de oprichting hebben deelnemers aan de werkgroep bij hun achterban geïnventariseerd wat de knelpunten zijn. Op basis hiervan worden concrete acties geformuleerd om internationalisering inclusiever te maken. Dit gebeurt aan de hand van vier thema’s: benaderbaar, betaalbaarheid, begeleiding en blended vormen. De werkgroep denkt in de richting van financiële steun, betere communicatie en het promoten van een korter buitenlandverblijf en digitale mogelijkheden zoals Internationalisation at Home.
Ook de MBO Raad heeft zich bij de werkgroep aangesloten. Dat was volgens beleidsadviseur Manfred Polzin hard nodig, want ook in het mbo wordt internationalisering steeds belangrijker. Ongeveer 8 procent van de mbo-studenten brengt gedurende zijn opleiding minimaal twee weken in het buitenland door. Wel bestaat er een groot verschil tussen de niveaus: studenten uit niveaus 3 en 4 doen aanzienlijk vaker een buitenlandervaring op dan studenten uit niveaus 1 en 2.
Uitdagingen op het mbo
“Er is sprake van een behoorlijke groei in mobiliteit, maar die is niet evenredig verdeeld”, vertelt Manfred. “De MBO Raad vindt het daarom belangrijk om aan deze discussie mee te doen. Als het gaat over kansen voor studenten met een lage sociaaleconomische achtergrond of een migratieachtergrond, dan mag je het mbo niet vergeten. Hier spelen die uitdagingen bij uitstek.”
Manfred vervolgt: “Vergeleken met het mbo zijn het hbo en wo redelijk homogeen qua niveau. Op het mbo zijn de verschillen tussen niveau 1 en 4 enorm, nog groter dan tussen niveau 4 en de universiteit. We zien we er dan ook naar uit om samen met de werkgroep actie te ondernemen om studenten over die gehele breedte mee te krijgen.”
In die onderlinge samenwerking ziet Berto Bosscha ook de meerwaarde van de werkgroep. “Inclusie en diversiteit staan natuurlijk al langer op de agenda, maar vaak is het niet meer dan een afvinklijstje. In deze werkgroep onderzoeken we grondig de obstakels. Dankzij de brede samenstelling kunnen we echt werken vanuit de wensen en behoefte van studenten.”
"Geen actie ondernemen betekent dat we kansenongelijkheid in stand houden."
- Suzan Kommers, onderzoeker bij Nuffic
Het roer moet om
Het feit dat studenten obstakels ervaren, is volgens Berto al veelzeggend. “Een dilemma betekent eigenlijk dat dingen in een eerder stadium niet goed zijn afgestemd met de doelgroep. Dat veel studenten drempels zien, mogen we ons dus aantrekken. Daarom ben ik blij dat we in de werkgroep samenwerken door allemaal onze eigen expertise in te brengen. Dat geeft ons de kans om het verschil te maken. Als we blijven doen wat we altijd al deden, krijgen we dezelfde resultaten. Het roer moet echt om.”
Suzan is het daarmee eens. “Geen actie ondernemen betekent dat we kansenongelijkheid in stand houden. Natuurlijk is internationalisering maar een klein deel van de ongelijkheid in onze samenleving, maar als we hier obstakels kunnen doorbreken, kunnen we bijdragen aan een omslag.”
Landelijke Werkgroep Inclusief Internationaliseren
De Landelijke Werkgroep Inclusief Internationaliseren heeft als doel buitenlandervaringen inclusiever te maken en daarmee toegankelijker voor meer studenten. De deelnemers richten zich vooral op doelgroepen die nog niet (voldoende) bereikt worden. De doelen en acties worden vastgelegd in een landelijke agenda inclusief internationaliseren. In de loop van dit jaar houden we onze stakeholders via een serie artikelen op de hoogte van de vorderingen van de werkgroep.
Lees meer over de Landelijke Werkgroep Inclusief Internationaliseren
Meer lezen over internationalisering? Meld je aan voor onze nieuwsbrief en blijf altijd op de hoogte.
Geschreven door Jeroen Langelaar