Dé international classroom bestaat niet

Hoe ziet de international classroom eruit? Dat onderzocht Irene Poort van de Rijksuniversiteit Groningen. Een belangrijke conclusie is dat dé international classroom niet bestaat. Wel zijn er 4 belangrijke ingrediënten waarmee je het kan vormgeven.

Irene Poort presenteerde de resultaten op 24 mei in Utrecht tijdens een Nuffic Connects bijeenkomst, waarbij zo’n 30 onderwijsprofessionals van verschillende universiteiten en hogescholen met elkaar in gesprek gingen over de international classroom. Hoe en waarvoor kun je deze inzetten in het Nederlandse hoger onderwijs? Wat levert het op? En hoe ziet de toekomst eruit met het oog op de politieke ontwikkelingen?

Meerwaarde van de international classroom

Want juist in deze tijd is het belangrijk om de meerwaarde van de international classroom aan te tonen”, stelt Poort. “De politiek is veranderd en het Nederlandse onderwijs worstelt met vraagstukken als huisvesting en het faciliteren van het leren van studenten (zowel internationale als Nederlandse studenten).

Haar onderzoek ‘The International classroom: what, what for and how?’ deed ze samen met Grada Okken (NHL Stenden). Daarin keek ze naar de vraag hoe de international classroom eruitziet. En hoe draagt het precies bij aan de ontwikkeling van internationale competenties van studenten? Voor het onderzoek sprak Poort met 13 mensen in het hoger onderwijs, onderzocht ze documenten en websites van zestien universiteiten en hogescholen, vier projecten en vier organisaties, waaronder de Rijksoverheid en Nuffic.

Het onderzoek zet ook de leeruitkomsten die Nederlandse universiteiten en hogescholen toekennen aan de international classroom op een rij. Naast internationale competenties en wereldburgerschap zijn dat ook specifiekere vaardigheden, zoals communicatie-vaardigheden, samenwerkingsvaardigheden, inclusief denken, openheid, kritisch denken, en (Engelse) taalvaardigheid.

"De international classroom kan verschillende vormen hebben."

Conclusie: dé international classroom bestaat niet. Het kan verschillende vormen hebben. Van één fysiek lokaal met studenten van verschillende nationaliteiten, activiteiten onder de vlag van Internationalisation at Home tot een onderwijsaanpak waarbij diversiteit actief wordt ingezet.

Vier ingrediënten

Poort en Okken halen uit hun onderzoek verder vier belangrijke ingrediënten voor intercultureel leren in de international classroom: interactie en dialoog met medestudenten met een andere culturele achtergrond, reflecteren op bijvoorbeeld het culturele leren en eigen overtuigingen, faciliteren van het leerproces door de docenten en verbinding met ‘real life’ door het gebruik van leeractiviteiten die participatief en ervaringsgericht zijn.

“Deze vier ingrediënten kunnen een goede checklist zijn voor het ontwerp van leeractiviteiten en projecten rond internationale competenties maar ook diversiteit”, stelt Poort. Daarbij beveelt ze de onderwijsinstellingen en docenten aan om studenten voldoende tijd te geven om daadwerkelijk de interactie aan te gaan en te reflecteren.

“Juist dan zal de student de meerwaarde van de international classroom ervaren. De samenleving wordt steeds diverser. De studietijd is daar een miniversie van. De international classroom helpt je voor te bereiden op die diverse wereld, waarin je na je studie komt.”

“Het helpt studenten meer respect en openheid voor elkaar te hebben. Probeer te begrijpen wat anderen te zeggen hebben. Geef niet meteen je mening. Wees bereid je eigen mening bij te stellen.”

Dialoog

Uit de discussies tijdens de bijeenkomst in Utrecht kwamen er allerlei ideeën naar voren. Waarom worden er bijvoorbeeld voor Nederlandse en internationale studenten vaak nog aparte introductieweken georganiseerd? Of: faciliteren van de international classroom moet op verschillende niveaus.

In de collegezaal moet de docent er bijvoorbeeld voor zorgen dat iedereen zich veilig voelt. Op bestuurlijk niveau moet er juist meer bewustzijn komen voor de vaardigheden die de docenten daarvoor nodig hebben.

Met een panel gingen de deelnemers vervolgens in gesprek over de toekomst van de international classroom. De meeste deelnemers waren het ermee eens dat de wet 'Internationalisering in Balans’ negatieve gevolgen heeft.

Docent Global Studies (Maastricht University), en senior onderzoeker (Zuyd Hogeschool) Joris Boonen ziet vooral gevolgen voor onderwijsprogramma’s die maatschappelijke uitdagingen vanuit verschillende culturele perspectieven onderzoeken. Deze programma's zoals Global Studies, zullen sterk aan kwaliteit inboeten als die verschillende perspectieven niet meer vertegenwoordigd zijn in de klaslokalen.

Hoogleraar onderwijswetenschappen Joana da Silveira Duarte (Rijksuniversiteit Groningen, en tot maart 2024 bijzonder hoogleraar Wereldburgerschap en tweetalig onderwijs aan de Universiteit van Amsterdam) denkt dat de negatieve gevolgen van de wet verschilt per hogeronderwijsinstelling. Wel kan de wet ten koste gaan van soft skills, zoals empathisch en kritisch denken.

"Buitenlandse studenten zijn van meerwaarde voor Nederland."

Volgens Annika Trappe, voorzitter van het Erasmus Student Network Nederland, is de wet niet in lijn met waar het Erasmus Student Network voor staat en in gelooft. "Buitenlandse studenten zijn van meerwaarde voor Nederland", zegt Trappe.

"We moeten echter ook werken aan een betere integratie van buitenlandse studenten door ze de kans te geven Nederlands te leren en een Nederlands netwerk op te bouwen. Dit kan hen niet alleen verder stimuleren om na hun studie in Nederland te blijven, maar kan hen ook voorbereiden op de Nederlandse arbeidsmarkt."

Meer lezen?