Nieuw onderzoek naar studentenmobiliteit in het mbo

Het aantal mbo-studenten dat tijdens hun studie een buitenlandervaring heeft gehad is gedaald tijdens en na de Covid-pandemie. Van de in 2021 afgestudeerde mbo-studenten was dat slechts 4 procent. Voor de Covid-pandemie lag dat aantal twee keer zo hoog. Dat blijkt uit ons onderzoek dat vandaag is gepubliceerd. Als ze naar het buitenland gaan, doen ze dat vooral voor een stage.
MBO scholieren lopen richting ingang Hotelschool Amersfoort

Voor het onderzoek ‘Studentenmobiliteit in het mbo’ , dat nu voor de derde keer heeft plaatsgevonden, heeft Nuffic cijfers gebruikt van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) via het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) en Erasmus+. Die laten zien dat door de Covid-pandemie het aantal afgestudeerde mbo-studenten met buitenlandervaring flink is ingezakt. In 2017 ging het nog om 8 procent van alle afgestudeerde mbo-studenten. Vier jaar later was dat 4 procent.

Europese doelstelling

Ook in 2020 haalde Nederland met 7,4 procent afgestudeerde mbo-studenten met buitenlandervaring de in dat jaar gestelde Europese doelstelling van 6 procent. Dit was een aanzienlijke prestatie voor het Nederlandse mbo-onderwijs. Gelukkig laten cijfers van SBB en Erasmus+ inmiddels weer zien dat er weer stijging plaatsvindt in de absolute aantallen mbo’ers die voor een stage of studie naar het buitenland gaan. Helaas zijn dit nog niet de aantallen van voor de pandemie.

Uitgaande mobiliteit

Vergeleken met de buitenlandse mbo-studenten die in Nederland komen studeren, is dat aantal wel weer hoog. Het aantal Nederlandse mbo-studenten dat naar het buitenland gaat via het programma Erasmus+ (2.502 studenten in 2021) is meer dan drie keer zo groot als het aantal buitenlandse studenten dat naar Nederland komt (796 in 2021). Interessant is dat Nederlandse studenten ook beduidend langer in het buitenland verblijven dan hun Europese tegenhangers: gemiddeld 10 weken tegenover een Europees gemiddelde van 4,4 weken.

Veel mbo-studenten doen een buitenlandervaring op via het programma Erasmus+. Bijna 80 procent liep stage in het buitenland. De overige studenten volgen een studieprogramma. Ze deden bijvoorbeeld mee aan beroepenwedstrijden, een taal- of cultuurreis of een bedrijfsbezoek in het buitenland. In 2022 waren er slechts 339 mbo-studenten die voor een volledige studie naar het buitenland gingen.

Voedsel, groen en gastvrijheid

De meeste mbo-studenten die naar het buitenland gaan voor een stage, volgen een studie in de SBB-sector Voedsel, groen en gastvrijheid. Dit sluit aan bij de populariteit van de studierichting Dienstverlening binnen het programma Erasmus+. Die is sinds 2014 met 29 procent de meest populaire studierichting onder studenten die deelnemen aan Erasmus+. Ook vanuit studies in de richtingen Recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening gaan Nederlandse studenten graag naar het buitenland . Binnen de inkomende mobiliteit zijn de buitenlandse studenten vooral afkomstig vanuit de studierichting Gezondheidszorg en welzijn.

Er bestaat een ongelijkheid in de mobiliteitservaring onder mbo-studenten, waarbij vooral de studenten op het hoogste niveau internationale ervaring opdoen. Maar liefst 85 procent van de studenten met een buitenlandstage volgt een niveau 4-opleiding. Daarentegen komt slechts 15 procent van de studenten met een buitenlandstage van niveau 1, 2 of 3.

Populaire bestemmingen

Uit het onderzoek blijkt dat Spanje de populairste bestemming blijft voor Nederlandse mbo-studenten die voor studie of stage naar het buitenland gaan. Ook de buurlanden België en Duitsland blijven veel gekozen bestemmingen. Opvallend verder is dat het Verenigd Koninkrijk sinds de Brexit niet meer in de top 5 van populairste bestemmingen staat en de opkomst van Oostenrijk. Sinds 2021-2022 heeft dit land België ingehaald als . voor buitenlandstages. Buiten Europa staat Curaçao aan de top, gevolgd door andere Caribische delen van het Koninkrijk zoals Aruba en de BES-eilanden.

Vergeleken met het hbo en wo is het aantal mbo-studenten met een buitenlandervaring van oudsher laag. Dat is deels te verklaren omdat de studenten veel jonger zijn en daardoor meer begeleiding nodig hebben, legt Anneloes Slappendel-Henschen, onderzoeker bij Nuffic uit. “Dan is het logisch dat het aantal lager ligt dan in het wo en hbo.” Ook past een buitenlandervaring niet bij alle mbo-opleidingen, zo bleek uit eerder onderzoek van Nuffic in de grensregio’s. Daaruit kwam ook naar voren dat de kosten voor veel mbo-studenten een belemmering zijn.

Buitenlandervaring

Om de mobiliteit van studenten verder te stimuleren, worden vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap samenwerkingsverbanden opgezet met onder andere Spanje, de grensregio’s, en landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Deze samenwerkingen richten zich op het verder faciliteren en ondersteunen van buitenlandse stages en studies, zodat meer studenten in de toekomst een buitenland ervaring kunnen opdoen.

Want er valt zoveel te leren van een buitenlandervaring, stelt Slappendel-Henschen. “Studenten kunnen internationale competenties ontwikkelen, waaronder zelfredzaamheid, aanpassingsvermogen en hoe je contact legt met een andere cultuur. Iedereen moet zo’n ervaring kunnen opdoen. Dit onderzoek laat zien dat er in het mbo nog een wereld te winnen is.”

>> Lees via deze link het hele onderzoek, op basis van cijfers van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) via het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) en Erasmus+.

>> Please find the English version of this research via this link