Anderstalig onderwijs in het mbo
Wet Educatie en Beroepsonderwijs
Per augustus 2020 is in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) een aantal kaders opgenomen die verhelderen hoe het mbo ook (deels) in een andere taal dan het Nederlands verzorgd kan worden. Anderstalig onderwijs in het mbo heeft als doel mbo-studenten beter voor te bereiden op een steeds meer internationaal gerichte arbeidsmarkt. Antwoorden op onderstaande vragen zijn gebaseerd op kaders opgenomen in de Wet, m.n. in Artikel 7.1.1, en de bijbehorende Memorie van toelichting.
Veelgestelde vragen
Kan anderstalig onderwijs op alle mbo-niveaus worden uitgevoerd?
Ja dat kan. Advies is om de studentenraad te betrekken bij deze keuze.
Mag een mbo-school een opleiding geheel in een andere taal verzorgen?
Nee, in het mbo kan geen sprake zijn van een volledig diplomagerichte anderstalige opleiding. Uitgangspunt blijft ‘Nederlands tenzij’. Alleen het beroepsgedeelte mag (deels) anderstalig worden aangeboden. Wanneer er expliciet staat dat bepaalde handelingen in de Nederlandse taal uitgevoerd moeten worden is de school hieraan gebonden.
Hoe zit het met internationale studenten voor wie Nederlands een struikelblok is?
De Nederlandse taal maakt altijd deel uit van de opleiding, ook als daar internationale studenten aan deelnemen. Het behalen van de generieke eisen voor Nederlands kan een struikelblok zijn voor (internationale) studenten. Om deze reden wordt gewerkt aan een ‘omkeerregeling’. Deze is alleen relevant voor mbo niveau-4 (het traject naar de hiervoor vereiste wetswijziging duurt langer dan verwacht. Op dit moment is dan ook nog niet bekend wanneer deze regeling in werking zou kunnen treden).
De ‘omkeerregeling’ biedt de mogelijkheid voor buitenlandse mbo-studenten tot het compenseren van een lager referentieniveau Nederlandse taal, met een hoger referentieniveau voor een andere taal dan gewoonlijk vereist, mits die onderdeel van hun beroepsopleiding is (bron: Algemene Maatregel van Bestuur). Deze regeling is uitsluitend toegestaan voor degenen die nog maar kort in Nederland zijn.
Wat moet een mbo-school over anderstalig onderwijs in de Onderwijs -en Examenregeling (OER) vastleggen?
De school is verplicht in de OER te vermelden in welke taal het onderwijs wordt gegeven en de examens worden afgenomen. Dit geldt niet voor onderwijs en examens in andere talen omdat die onderdeel zijn van de kwalificatie of als keuzedeel zijn gekozen.
Wat is van belang bij de verplichte onderbouwing van anderstalig onderwijs?
De keuze voor anderstalig onderwijs is een bewuste keuze van de school, die schriftelijk onderbouwd moet worden. In de onderbouwing geeft de school tenminste aan:
- dat anderstalig onderwijs bijdraagt aan een betere voorbereiding op de arbeidsmarkt, doorstroom naar een vervolgopleiding of deelname aan de samenleving en dus een duidelijke meerwaarde biedt;
- dat het de aard, inrichting en kwaliteit van het onderwijs ten goede komt;
- dat er voldoende tijd overblijft voor het aanleren van de beheersing van het Nederlands op het niveau dat past bij de betreffende opleiding; -
- volgens welke procedure de school overgaat tot het voeren van een andere taal voor (een deel van) de opleiding;
- hoe de school zich inspant om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen, bijvoorbeeld rond taalbeheersing van betrokken docenten en evaluatie van de effecten van deze keuze.
Hoe wordt toezicht gehouden op anderstalig onderwijs?
De Inspectie neemt dit mee als onderdeel van het reguliere toezicht.
Moeten studenten voorkennis van een taal hebben om toegelaten te worden?
Nee, de normale regels van toelatingsrecht zijn van toepassing. Een student kan ingeschreven worden op een Centraal Register Beroepsopleiding (Crebo) waar zowel de Nederlandse als de anderstalige variant onder vallen. Na inschrijving wordt bekeken welke opleidingsvariant de student gaat volgen.
Wanneer is een opleiding tweetalig?
Hierover is wettelijk niets vastgelegd. Nuffic heeft in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap samen met leden van het ‘netwerk tweetalig mbo’ een standaard voor tweetalig mbo-onderwijs ontwikkeld. Deze geeft in het kort de volgende richtlijnen:
- Minstens 50% van de begeleide onderwijstijd wordt anderstalig aangeboden.
- Minimaal 80% van de studenten haalt niveau B2 of niveau B1 (niveau 3) voor alle vaardigheden van de eerste vreemde taal.
- Minimaal 80% van de studenten haalt aan het eind van de opleiding een internationaal erkend certificaat. Enkele voorbeelden zijn: BTEC, EBBD, VTCT, Anglia, Cambridge, Actis etc.
- Er is een gezamenlijke visie op de uitvoering van de CLIL-didactiek.
- Internationalisering komt tot uiting in het curriculum, denk aan stage of een project met een internationaal karakter.
- Ook wordt verwacht dat de docenten die lesgeven in het tweetalige onderwijs voor alle vaardigheden een minimaal taalniveau van B2 hebben.
Meer weten
Heb je vragen over de wettelijke kaders rondom de inrichting van het onderwijs en de examinering? Stel deze aan het Kennispunt MBO Onderwijs & Examinering. Of neem contact met ons op via onze website.